Dit is een verhaal dat een betekenis heeft. Het is een kinderverhaal, maar als volwassene zou je het ook kunnen lezen. Ik denk dat kinderverhalen over het algemeen ook door volwassenen kunnen worden gelezen, omdat er altijd een 'wijze les' in zit. En omdat het verhaal zo kinderlijk is, is die 'wijze les' beter te begrijpen.
Het was een mooie dag. De
lucht was blauw en de zon scheen fel, maar niet zo fel dat het pijn deed. De
weg was schoon, alle oneffenheden waren weggehaald voor de race. Ja, Haas was
er klaar voor. Hij voelde het aan zijn linkerpoot. Hij had de laatste dagen
veel getrained, zodat eindelijk de dag zou komen. De dag dat hij de welbegeerde
eerste plek zou bemachtigen, de plek van Hert. Dat vervelende Hert, altijd was
hij Haas te snel af! Nu was dit niet heel bijzonder, want Hert was al een volgroeid
mannetje. Statig en kalm stapte hij altijd rond in het bos. Maar als hij weer
meedeed aan een race, rende hij zo snel als hij kon. Om elke keer weer te
eindigen als eerste, onder luid gejuich van de andere bosgenoten.
Haas wilde ook een keer
toegejuicht worden. Hij wilde ook een keer die krans dragen, gemaakt door de duiven. Hij wilde niet weer
als tweede eindigen, een eerzame plaats voor veel anderen, maar voor Haas was
het de ‘net-niet-gewonnen-plaats’. Deze keer zou het lukken, hij was er klaar
voor.
Iedere deelnemer nam
plaats achter de startlijn. Vos wenste hem geluk, en Haas deed hetzelfde. Het
startsein klonk en iedereen vloog uit de startblokken. Haas liet al snel Vos en
Das achter, om van Otter nog niet te spreken. Het was nu tussen Haas en Hert.
Hert had een kleine voorsprong, maar Haas liep in het laatste eind de longen
uit zijn lijf. Toen gebeurde iets wat Haas niet had verwacht. Hij zag het niet
snel genoeg, hij was gericht op de finish en hij lette niet op. Op het laatste
moment kon hij er niet meer overheen springen, en hij knalde tegen de grote tak
aan, die midden op zijn pad lag. Half bewusteloos zag hij hert over de finish
stappen, de krans die om zijn nek werd gelegd en de dieren die hem
feliciteerden.
Het was al donker geworden
en de lucht was kouder. Haas liep doelloos rond door het bos, tot hij bij de
weg kwam waar hij die middag nog had gerend. Hij liep over het pad toen hij
ineens de tak zag. Het obstakel dat hem had laten vallen. ‘Het is jouw
schuld!’, riep hij tegen de tak. Hij wist wel dat het niks uit zou maken, maar
het was toch fijn om iemand of iets de schuld te geven. Als het Hert was
overkomen, was Haas nu de winnaar geweest! ‘Dat vervelende Hert ook!’, zei hij.
De volgende keer win ik! Dan ben jij de verliezer! Dacht hij. Er begon een plan
in zijn hoofd te vormen. Diep in gedachten verzonken liep hij naar huis.
Vol goede moed kwam Haas
aan bij de weg. Het was alweer twee weken geleden dat er een race was gehouden,
en het publiek had er weer zin in. Een paar eekhoorns schreeuwden om het
hardst, zodat Hert naar hen zou kijken. Haas schonk er geen aandacht aan. Wacht
maar, dacht hij, straks schreeuwen jullie mijn naam! Iedereen stond weer klaar,
om deze keer zijn uiterste best te doen. Het startsein klonk en, zoals altijd,
was iedereen snel weg. Alles liep volgens plan. Na een tijdje waren alleen Haas
en Hert nog over. De weg zou na dit stuk een bocht naar links gaan, en daarna
het laatste stuk rechtdoor. Maar de bocht naar links kwam niet. In plaats
daarvan ging het pad verder rechtdoor. Haas zag de verwarring in Herts ogen, en
hij lachte van binnen. Toen sprong Haas naar links, over een paar grote takken
heen, die hij de vorige avond daar neer had gelegd. Hij zag de finish in zicht
komen. Tot zijn vreugde was Hert in zijn val getrapt en had niet gezien dat er
wel een weg naar links was. Het laatste stuk was Haas al blij om zijn
overwinning. Toen hij bij de finish aankwam, werd hij met een paar verraste
gezichten en veel gejuich ontvangen. Toen de beroemde krans om zijn nek werd
gehangen, voelde Haas zich de koning van het bos.
Toen zag hij Hert aan
komen lopen. Met zijn schouders omlaag kwam hij over de finish gelopen. Niemand
feliciteerde hem. Toen Haas naar hem keek, zag hij dat hij zich verslagen
voelde, net zoals Haas zich altijd had gevoeld. Opeens kreeg Haas spijt van wat
hij gedaan had. Hij liep naar Hert toe, en legde de krans om zijn nek. ‘Jij
bent de echte winnaar’, zie hij. ‘dank je wel’, antwoorde Hert. Haas kon de
dankbaarheid in Herts ogen lezen. Sindsdien trainden ze samen en feliciteerden
elkaar als de een gewonnen had bij een race.
Comments
Post a Comment