Soms heb ik idee-momenten. Die zijn heel leuk. Dat zijn momenten waarop ik ineens ideeën krijg. Dat kan van alles zijn. Een idee voor een kunstwerk, DIY, fotografie, poëzie, maar ook verhalen. Misschien zijn de verhalen-momenten nog wel het leukst. Meestal schrijf ik dan het verhaal in grote lijnen op en maak ik het begin. Maar daarna heb ik 'geen tijd' meer om het af te maken of er verder mee te gaan. Dus, waarom zou ik niet gewoon alleen het begin laten zien?
Megan keek naar het vogeltje in de boom. Het had daar al
een hele tijd gezeten, steeds nerveus om zich heen kijkend. Wat was het waar
het diertje toch zo bang voor leek te zijn? De zon scheen zacht aan de
lichtblauwe hemel, korte zuchtjes wind streken zo nu en dan langs Megans benen,
er hing geen onraad in de lucht. Ze zat daar al een hele tijd, nog voordat het
vogeltje op de tak was neergestreken. Soms zag ze een afgedwaald hert
langswandelen, die er vervolgens snel vandoor ging als het Megan zag. Ja, hier
in het bos was het genieten. Even weg van alle drukte, van luidruchtige
kooplieden, zweverige waarzegsters en haar vader die zich overal zorgen om
maakte. Hij had daar het recht toe, vond Megan. Als koning van een groot rijk
moest hij voortdurend opletten dat er geen vreemde volken zijn land in kwamen
stormen. Toch was Megan vaak verdrietig dat hij weinig tijd voor haar had.
Vooral omdat ze verder niemand kende, afgezien van haar kamermeisjes en de
wasvrouwen.
Megan spreidde haar armen achter haar hoofd en ging
liggen op het zachte mos. ‘Waar ben je zo bang voor?’, mompelde ze tegen het
vogeltje. Het liet een schel gefluit horen, alsof het kon verstaan wat ze zei. Opeens
fladderde het het weg, en even leek het alsof Megan doodsangst in de ogen van
het beestje kon lezen. Toen klonk er een schot en viel het diertje naar
beneden. Geschrokken hield Megan een hand voor haar mond en kwam ze overeind
zitten. Alles was doodstil in het bos. Geen geruis van de wind, geen gezang van
vogels, geen dier liet zich meer zien of horen. Voorzichtig stond Megan op en
liep in de richting van waar het vogeltje naar beneden was gevallen. De takjes
onder haar schoenen leken luider te kraken dan anders en bij elke stap hield ze
haar adem in. Toen zag ze het. Vol afschuw keerde ze haar hoofd weg, maar ze
kon zichzelf er niet van weerhouden nog een keer te kijken. Het vogeltje lag op
zijn rug en er kropen overal maden over zijn buikje en gespreidde vleugeltjes,
alsof het daar al weken had gelegen. En toch wist ze zeker dat dit hetzelfde
diertje was. Er was iets op deze plaats. Iets boosaardigs, iets
verschrikkelijks. Megan had maar een gedachte: snel, weg hier! Ze rende in de
richting waar ze dacht dat ze van gekomen was, steeds harder, steeds sneller.
Opeens hoorde ze voetstappen die haar volgde, ze klonken bijna geruidloos. Ze
voelde de aanwezigheid van haar achtervolger. Ze draaide haar hoofd snel en zag
een donkere gedaante dichterbij komen. Ze probeerde nog sneller te rennen, wat
bijna niet mogelijk was in de jurk die ze aanhad. Opeens voelde ze een gewicht
op haar drukken en ze werd op de grond gesmeten. Haar gedachten zaten vol
paniek, op zoek naar een oplossing.Toen wist ze wat ze moest doen. Ze bleef
heel stil en kalm liggen. Zo stil dat de belager zeker dacht dat ze bewusteloos
was, want zijn greep verslapte een beetje. Na een paar tellen kwam hij van haar
af en ging staan. Megans lijf zat nog steeds vol adrenaline en opeens kwam ze
snel overeind en schopte ze haar vijand bij zich vandaan. Ze zette het weer op
een lopen, met een sprankeltje triompf dat in haar buik fladerde. Maar toen
opeens zag ze iets van opzij aankomen. Te laat. Hetzelfde figuur had haar weer
overmeesterd. Ze werd op haar rug gedrukt, met haar belager op haar. Door de
val was zijn kap afgevallen en kon ze zijn gezicht zien. Donkere wenkbrauwen,
even donker haar en de ogen daaronder waren donkergroen met spikkeltjes goud
erin. Lippen sterk op elkaar gedrukt, net zo ernstig als de frons in zijn
voorhoofd. Even was Megan sprakeloos. ‘Laat me los!’, schreeuwde ze toen. Er
verscheen een klein lachje op zijn gezicht. ‘Dat zal me niet nog een keer
overkomen’. Zijn stem was donker, maar
had een warme klank. ‘Je hebt mijn eten weggejaagd, heks’, zei hij,
zacht maar doordringend. ‘Waar heb je het over?’, gilde Megan. Even dacht Megan
twijfel in zijn ogen te zien, maar toen verhardde hij zijn blik weer. ‘Heb je
het niet gemerkt, toen het opeens stil werd in het bos? Heb je niet gemerkt dat
de dieren weg zijn gevlucht? Ze waren bang. Bang voor jou en je heksenkunsten!
Je moet respect hebben voor het bos, snap je dat niet?’. Megan voelde boosheid
opkomen. Dacht hij dat ze een heks was? Hoe durfde hij haar met zo’n laag ras
te vergelijken! ‘Ik snap heel goed wat je bedoeld, ik heb het ook gemerkt, toen
de dieren bang werden, maar ik ben daar niet de oorzaak van!’, ze probeerde net
zo doordringend als hij te klinken. ‘Ik ben geen heks’, voegde ze er aan toe.
Opeens stond hij op en keek even op haar neer. Megan krabbelde ook snel
overeind. Ze wist dat hij haar in zou halen als ze wegrende. ‘Waar kom je
vandaan?’, vroeg hij. ‘Uit het kasteel in de stad’, zei ze met trots. Hij
probeerde niet eens zijn lach in te houden. ‘Zo, dus een echte prinses?’, hij
zette zijn handen in zijn zij. ’Wat moet een prinses in het bos, zonder bewapende
lijfwachten nog wel?’. Ze staarde naar de grond, hopend dat hij niet kon zien
dat haar wangen rood kleurden. Zonder iets te zeggen, draaide hij zich om en
liep weg. ‘Wacht!’, zei Megan. Hij bleef abrupt staan en draaide zich om. ‘Wie
ben jij dan?’. ‘Wie ik ben?’, zijn spottende stem was verdwenen. ‘Lucas’, zei
hij. ‘Je kan maar beter terug gaan, je vader en moeder zullen vast ongerust
zijn’, de spot was weer terug. ‘Ik heb geen moeder meer’, zei Megan. Lucas
leunde op zijn boog. ‘Oh, dat is spijtig. Ik heb geen vader en moeder meer’,
met die woorden liep hij het bos in.
Comments
Post a Comment